(ook gepubliceerd op Gezinspiratie)
Dit is toch elke vakantie wel een dingetje: ik ben nog wat werk aan het doen, terwijl de kinderen thuis zijn en binnen spelen. Het gaat over het algemeen in goede harmonie, vooral als ik me er niet teveel mee bemoei. Maar toch knagen er dan twee dingen:
- Zou ik niet iets samen met ze moeten doen? Stuk fietsen, de buurt verkennen, het blotevoetenpad op?
- Zouden ze niet eigenlijk meer buiten moeten spelen?
Dat zijn de momenten waarop ik me realiseer dat ik me wel heel veel aantrek van wat andere mensen vinden. Want van wie “moet” ik of “moeten” zij die dingen?
Ik zat op van die prachtige zomerdagen ook het liefste binnen met een boek of een spelletje. Ik kan me bovendien niet herinneren dat mijn moeder veel met mij en mijn zusje ging doen in de vakantie. Ja, ’s morgens een keer zwemmen in het buitenbad. En dan wilden we eigenlijk niet eens, want dat water was dan nog veel te koud. Maar ja, mijn moeder zwom elke week en dat ging natuurlijk gewoon door. We gingen dus meer met haar mee, dan dat ze voor ons plezier iets ging doen.
Als je eenmaal op vakantie bent, dán ga je samen zwemmen, fietsen, wandelen of naar een pretpark. En natuurlijk is het leuk om dat ook op andere momenten te doen. En dat gebeurt ook wel. We zijn dit jaar al meer naar het strand geweest dan in al die jaren hiervoor. En zelf het jaarlijkse pretpark hebben ze al gehad. Ze komen wat dat betreft eigenlijk niets te kort.
Daarom schud ik deze vermoeiende en belemmerende gedachten maar van me af. De enige die ermee zit, ben ik zelf. Wat ik zeg: beneden gaat het in goede harmonie, zolang ik me er maar niet mee bemoei. Nog een paar dagen werken en dan gaan we genoeg samen doen en zijn we op de camping de hele dag buiten. Tot vervelens toe.