Gisteravond voor het eerst in lange tijd weer eens de rust en de tijd om een goede film te kijken. Het werd 25th hour van Spike Lee. Ik vond het een hele bijzondere film. Eerst even heel kort waar het over gaat, daarna waarom ik ‘m zo goed vind. Een New Yorkse dealer van begin dertig is betrapt met drugs en veel geld en moet daarom voor zeven jaar de gevangenis in. We volgen hem en zijn omgeving (vriendin, vader en twee vrienden) bij zijn laatste 24 uur in vrijheid. De hoofdrol wordt gespeeld door Edward Norton, een acteur die ik in American History X ook al waanzinnig goed vond. Maar wat maakte deze film nu juist zo bijzonder?
Er wordt heel gepraat in deze film. Soms vraag je je bij het begin van een scène af waarom en waarover, maar geneuzel is het niet. Ik heb het niet op de letter bestudeerd, maar ik krijg het gevoel dat alle dialogen terugslaan of vooruitwijzen naar andere scènes. Als ik dat ooit voor elkaar krijg…waanzinnig knap! Dat is alvast één indicatie dat het een goede film is. Daarnaast zijn dit schoolvoorbeelden van goede dialogen, omdat mensen niet zeggen wat ze werkelijk denken. Monty drukt zijn vriendin op het hart dat hij haar vertrouwd, maar even later is wel duidelijk dat hij er vanuit gaat dat zij hem heeft verlinkt. Vriend Frank wordt boos op de naïviteit van vriend Jacob (weer zo’n lekker vies mannetje van Philip Seymour Hoffman). Natuurlijk zijn ze geen vrienden meer als Monty weer vrij komt. Maar even later belooft hij Monty gouden bergen als hij uit de bak komt. Ze gaan samen een bar beginnen, want wat is een Ier zonder een bar?
Het tweede is, dat het een heel indringend beeld geeft van een bepaald milieu (drugsscène) en een bepaalde tijd (New York na 9/11). Dit laatste blijkt duidelijk uit de conversatie die hoofdrolspeler Monty met zichzelf heeft in de spiegel. Dat praten in de spiegel is trouwens een tactiek die in alle theorieboekjes wordt afgeraden, maar in dit geval heel goed werkt. Beelden van hemzelf in de spiegel zijn gemonteerd met beelden van alle bevolkingsgroepen in New York die hij uitkaffert. Fuck you! En uiteindelijk is hij natuurlijk vooral boos op zichzelf. Hij heeft er zelf voor gezorgd dat hij nu alles kwijtraakt, niet alleen zijn vrijheid, maar ook zijn betrekkelijke onschuld, zijn mooie gezicht, zijn gezondheid, zijn vrienden en zijn uitzicht op een goede baan. En zo is het uitzicht van Frank’s flat op Ground Zero te linken aan Monty’s eigen verruïneerde leven.
Het is een bijzondere film, omdat het geen verering is van agressie en geweld. Er is opvallend veel verdriet en spijt bij de vader en liefde bij de vrienden. De angst voor de gevangenis is voelbaar. Monty die zichzelf in elkaar laat slaan, om zo wat minder op te vallen als hij de cel in gaat. Monty mag dan een drugsdealer zijn, diep van binnen is eigenlijk toch een soort good guy die “een beetje dom” is geweest. Dus leef je met hem mee als hij verhoord wordt door de politie, heb je bewondering voor hem als hij z’n baas niet verlinkt en slaak je een zucht van opluchting als hij net niet de trekker overhaalt als hij geconfronteerd wordt met zijn verlinker.
Nu ik er zo over nadenk zie ik zelfs nog een link met de vorige film die ik recenseerde: Into the Wild. De droomscène, waarin alles toch nog goed lijkt te komen, maar die te mooi is om waar te zijn. Monty gaat uiteindelijk net zo goed Into the Wild.